Elke opdracht heeft een beschrijving (afgebeeld op de knop op de hoofdpagina) en de eigenlijke uit te voeren opdracht. Deze opdracht string kan shell operators bevatten zoals |, > en ; voor het uitvoeren van een aantal commando's na elkaar of het gebruiken van pipes. De string kan ook parameters bevatten zoals $foo, die worden vervangen door invoer van de gebruiker wanneer de opdracht wordt uitgevoerd.

Deze parameters kunnen worden ingevoerd in een tabel onderaan de pagina. Voor ieder parameter voert u in:

Naam
Een unieke code voor deze parameter. Als de naam foo is, dan wordt $foo vervangen door de parameterwaarde tijdens de uitvoering van de opdracht.

Beschrijving
De beschrijving naast de parameter op de hoofdpagina.

Type
Deze optie bepaalt hoe de parameter aan het commande wordt aangeboden. De keuzen zijn:

Met aanhalingsteken?
Als hier "Ja" wordt gekozen, wordt de parameter tussen aanhalingstekens gezet met een " vóór de substitutie. Hiermee is het invoeren van parameters met spaties mogelijk.